Ich grolle nicht

HeineHeinrich (Harry) Heine (1797 – 1856)
Voor velen de grootste Duitse dichter uit de romantiek. Geliefd om het volkse in zijn verzen. Maar, o wat een treurige figuur! Zijn leven lang op zoek naar voor hem onbereikbare liefdes. Daar wordt natuurlijk geen mens vrolijk van. Zo ook deze ironische poëet. Alles bij Heine loopt even somber af. Vrijwel in al zijn schitterende lyriek gebeurt aan het slot iets akeligs, meestal in de hoedanigheid van de dood. Stelselmatig worden de fraaiste ideaalbeelden door de defaitist om zeep geholpen. Superromantisch, dat wel! Zijn tijdgenoten smulden ervan. De eeuwige hunkering naar het onmogelijke. “Die Welt ist doch kein Himmelreich!” Voer voor psychologen én componisten: Schubert (Schwanengesang), Schumann (o.m. Liederkreis, Dichterleben), Franz, Liszt, Mendelssohn, Brahms, Wolf, Grieg, Strauss, Berg. Talloze componisten, lieten en laten zich tot op de dag van vandaag door Heines poëzie inspireren.

 

Hoe kwam een getalenteerde man aan zo’n morbide mentaliteit? Zat het van stond af aan in het beestje of heeft een problematische jeugd ertoe bijgedragen dat Heine zo’n pessimistische kijk op het leven kreeg? Naar eigen zeggen is hij als jongetje erg gepest. Joods kind, roodharig en gezegend met een mallotige voornaam. Wie noemt zijn kind nu ‘Harry’? Als de strontkar het straatje in Düsseldorf inreed, waar de textielkoopman Samson Heine en zijn gezin woonde, riep de voerman steevast “Haarüh”. Wie spoorde die man aan? Zijn trekezel of die ezel van Bolkerstrasse 58? Dat soort plagerijen schijnt Heines jeugd behoorlijk vergald te hebben. Later liet hij zich – overigens puur vanwege zakelijke motieven – Lutheraans dopen.

 

In 1816 gaat de jongeman bij het bankiersbedrijf van zijn schatrijke oom in Hamburg in de leer. Hoewel hij netjes voor zijn examens slaagt, is zijn hart reeds aan de dichtkunst verpand. In 1817 wordt zijn eerste bundel gedrukt. De verzen beschrijven een mooie en lieflijke, maar tegelijkertijd voor zijn ego fatale ‘Wundermaid’. Achter dit wezen schuilt vermoedelijk zijn nichtje Amalia; geen partij voor de zoon van een nagenoeg failliete koopman. Later probeert Heine zijn geluk bij de tweede dochter van zijn oom, maar het meisje blijkt niet alleen marmermooi maar ook marmerkoel te zijn… Levensblijer werd de poëet er niet van… Dan maar naar de dames van plezier, moet hij gedacht en veelvuldig gedaan hebben. Deze frequente uitstapjes – waar hij zich nimmer voor geneerde – hebben hem uiteindelijke de das omgedaan. Zijn laatste levensjaren in Parijs worden verziekt door een nare vorm van syfilis. Op zijn karakteristieke ironische manier dicht hij over de langzame dood die aan hem vreet.

 

Heine was een overtuigde republikein. Als journalist, vanaf 1831 woonachtig in Parijs, vuurde hij venijnige geschriften de wereld in, waarin hij het Duitse ‘Absolutismus’ genadeloos hekelde. Het komt hem op een verschijningsverbod te staan. Zijn visionaire uitspraak ‘Wo man Bücher verbrennt, verbrennt man am Ende auch Menschen’ is helaas maar al te waar geworden. In het nazi-Duitsland werden de geschriften van de jood Heine tot ‘Entartete Kunst’ veroordeeld. Alleen het populaire gedicht Die Lorelei kon men moeilijk veronachtzamen. In de schoolboekjes uit die duistere tijd werd vermeld: ‘Von einem unbekannten deutschen Dichter’!!

 

Han van Tulder

This entry was posted in Artikelen. Bookmark the permalink. Both comments and trackbacks are currently closed.