Interview met Werner Herbers, leider van de Ebony Band, 17-12-2003
Het speurwerk van Werner Herbers naar onbekend of vergeten werk uit de eerste helft van de twintigste eeuw heeft de leider van de Ebony Band op het spoor gezet van de Zwitsers/Poolse componist Constantin Regamey (1907 – 1982). Wij praten over diens monumentale kwintet voor piano, klarinet, fagot, viool en cello, dat de Band woensdag 28 januari a.s. in Felix Meritus voor het eerst in Nederland ten gehore zal brengen. En passant – vertelt Werner Herbers over het verleden, het heden en de toekomst van de Ebony Band.
Bij gelegenheid van een bezoek van het Concertgebouworkest aan Polen werd de hoboïst van het orkest geattendeerd op een kwintet, gecomponeerd onder de meest benarde omstandigheden in het door de Nazi’s bezette Warschau van 1942. Naar verluid zou het om een complex stuk gaan van een autodidactische componist, die in academische kringen bekend stond als een hoog intellectuele linguïst op het gebied van Sanskriet en Indologie. Dat klonk spannend en dus ging speurneus Herbers op zoek naar dit werk. Via, via kreeg hij in de universiteitsbibliotheek een 35 minuten durende compositie onder ogen, die gelijk een verpletterende indruk op hem maakte. Deze Constantin Regamey, later naar Zwitserland uitgeweken, bleek in die verschrikkelijke dagen het einde der tijden, de aanstaande ondergang van de wereld en die van hemzelf aan den lijve te hebben ervaren. Zijn driedelige kwintet is een muzikaal testament van haast apocalyptische allure. De stijl is lastig te duiden. De muziek heeft elementen van Prokofjev, van Debussy en van Ravel, zonder dat het jatwerk is. Er zijn ook dodecafonische trekjes in te onderkennen, zonder dat het ontoegankelijk klinkt. Kortom, puur oorspronkelijke muziek, waarover Lutoslawski zich na een ondergrondse uitvoering in 1944 uiterst lovend zou hebben uitgelaten. Herbers: “We zijn er inmiddels hard op aan het studeren, want het valt niet mee om de idioot snelle metronoomaanwijzingen te volgen. Maar het is zulke lekkere, sombere muziek. Er zit ook een héél erg langzaam deel in. We zijn benieuwd hoe het bij de toehoorders overkomt.”
“We hebben er iets Oost-Europees bijgezocht. Het had het avontuurlijke septet uit 1927 van Gavril Popov (1904 – 1972) kunnen zijn. Dat is het niet geworden .We spelen het kwintet in g voor hobo, klarinet, viool, altviool en contrabas van Sergej Prokofjev (1891 – 1953). Eigenlijk niet typisch Ebony band, want Prokofjev is natuurlijk geen onbekende grootheid, maar het stuk past qua idioom erg goed bij Regamey.”
“Hoe zijn jullie eigenlijk op de naam ‘Ebony Band’ gekomen?”, vraag ik terloops. “Twee associaties: Het jazzy Ebony-Concerto van Igor Stravinky en omdat het zwarte toetsen ebben op de piano in veel 20e-eeuwse harmonieën wordt toegepast. Achteraf misschien een beetje misleidende naam, want we zijn bepaald niet ‘a bunch of black musicians’. Ik heb in 1990 de band opgericht, nadat het ‘Nederlands Blazers Ensemble’ aan innerlijke tegenstellingen was geëxplodeerd. Ik had aan die onprettige afloop de nodige adrenaline overgehouden en toen Martijn Sanders me vroeg een tentoonstelling over ‘Entartete Musik’ muzikaal te openen, heb ik die energie omgezet in de stichting van de Ebony Band.”
Herbers vervolgt: “De link met het derde stuk op het programma: het Nonet van de Finse componist Aarre Merikanto (1893 – 1958) ligt bij de Donaueschingen Festivals, die in de jaren 1921 tot 1930 de kraamkamer vormden van de moderne West-Europese muziek; muziek die weinige jaren later door de Nazi’s als ’Entartete Musik’ werd gebrandmerkt en die nu een van de bronnen is waaruit de Ebony Band put. Ik heb opgezocht wat op die ’Musiktage’ zoal werd gespeeld. Naast namen als Schönberg, Hindemith en Weill, kwam ik ook de naam van Aarre Merikanto tegen, de aartsvader van de moderne Finse klassieke muziek. Het Nonet uit 1925 is een zalig grommend stuk, vol dissonanten en toch welluidend. Ik dirigeer, dat scheelt een stuk in repetitietijd. Later is Merikanto verbitterd geraakt omdat zijn muziek niet werd gewaardeerd. Hij is toen water bij de wijn gaan doen en slappe aftreksels gaan schrijven, zoals de Olympische Hymn voor de Winterspelen in 1952.”
Het runnen van zo’n ensemble als de Ebony Band, voornamelijk samengesteld uit leden van het Concertgebouworkest, valt Herbers niet licht. Er wachten nog de nodige plannen op verwezenlijking. Een concert met swingende muziek uit de ‘Roaring Twenties’ van de Tsjech Schulhoff, een cd met werken van Mexicaan de Revueltas, etc, etc. Maar vijf programma’s per jaar maken trekt hij in het vervolg niet meer. OMA (ochtend/middag/avond) – lijsten samenstellen, mensen vermurwen afspraken af te zeggen, het valt niet mee. Herbers verzucht: “De tijd dat we desnoods ’s nachts bij elkaar kwamen om te studeren ligt definitief achter ons. Ik ga volgend jaar bij het Concertgebouworkest met pensioen.Waaraan ik nu vooral wil gaan werken is het archiveren en documenteren van alles wat ik inmiddels heb opgespoord. Cd’s maken, een goede website opzetten met literatuurverwijzingen, e.d., daar wil ik de nodige energie in gaan steken. Wil je zien hoe het archief er nu uitziet.” Natuurlijk wil ik dat zien. We klimmen naar de tweede verdieping van het gezellige pand in de Van Breestraat. Ik krijg het gevoel de muziektempel van Werner Herbers te betreden. Met gepaste eerbied aanschouw ik de kasten met mappen, dossiers, alles netjes geordend. Dankbaar neem ik een fraai gebonden boekwerkje in ontvangst met ‘Originallithographien’ van de schilder Otto Griebel, getekend bij de ‘Zehn Themen’ van Erwin Schulhoff, die de Ebony Band op de ingesloten cd heeft gezet.
Han van Tulder
This entry was posted in Interviews. Bookmark the permalink. Both comments and trackbacks are currently closed.
Lekkere sombere muziek
Het speurwerk van Werner Herbers naar onbekend of vergeten werk uit de eerste helft van de twintigste eeuw heeft de leider van de Ebony Band op het spoor gezet van de Zwitsers/Poolse componist Constantin Regamey (1907 – 1982). Wij praten over diens monumentale kwintet voor piano, klarinet, fagot, viool en cello, dat de Band woensdag 28 januari a.s. in Felix Meritus voor het eerst in Nederland ten gehore zal brengen. En passant – vertelt Werner Herbers over het verleden, het heden en de toekomst van de Ebony Band.
Bij gelegenheid van een bezoek van het Concertgebouworkest aan Polen werd de hoboïst van het orkest geattendeerd op een kwintet, gecomponeerd onder de meest benarde omstandigheden in het door de Nazi’s bezette Warschau van 1942. Naar verluid zou het om een complex stuk gaan van een autodidactische componist, die in academische kringen bekend stond als een hoog intellectuele linguïst op het gebied van Sanskriet en Indologie. Dat klonk spannend en dus ging speurneus Herbers op zoek naar dit werk. Via, via kreeg hij in de universiteitsbibliotheek een 35 minuten durende compositie onder ogen, die gelijk een verpletterende indruk op hem maakte. Deze Constantin Regamey, later naar Zwitserland uitgeweken, bleek in die verschrikkelijke dagen het einde der tijden, de aanstaande ondergang van de wereld en die van hemzelf aan den lijve te hebben ervaren. Zijn driedelige kwintet is een muzikaal testament van haast apocalyptische allure. De stijl is lastig te duiden. De muziek heeft elementen van Prokofjev, van Debussy en van Ravel, zonder dat het jatwerk is. Er zijn ook dodecafonische trekjes in te onderkennen, zonder dat het ontoegankelijk klinkt. Kortom, puur oorspronkelijke muziek, waarover Lutoslawski zich na een ondergrondse uitvoering in 1944 uiterst lovend zou hebben uitgelaten. Herbers: “We zijn er inmiddels hard op aan het studeren, want het valt niet mee om de idioot snelle metronoomaanwijzingen te volgen. Maar het is zulke lekkere, sombere muziek. Er zit ook een héél erg langzaam deel in. We zijn benieuwd hoe het bij de toehoorders overkomt.”
“We hebben er iets Oost-Europees bijgezocht. Het had het avontuurlijke septet uit 1927 van Gavril Popov (1904 – 1972) kunnen zijn. Dat is het niet geworden .We spelen het kwintet in g voor hobo, klarinet, viool, altviool en contrabas van Sergej Prokofjev (1891 – 1953). Eigenlijk niet typisch Ebony band, want Prokofjev is natuurlijk geen onbekende grootheid, maar het stuk past qua idioom erg goed bij Regamey.”
“Hoe zijn jullie eigenlijk op de naam ‘Ebony Band’ gekomen?”, vraag ik terloops. “Twee associaties: Het jazzy Ebony-Concerto van Igor Stravinky en omdat het zwarte toetsen ebben op de piano in veel 20e-eeuwse harmonieën wordt toegepast. Achteraf misschien een beetje misleidende naam, want we zijn bepaald niet ‘a bunch of black musicians’. Ik heb in 1990 de band opgericht, nadat het ‘Nederlands Blazers Ensemble’ aan innerlijke tegenstellingen was geëxplodeerd. Ik had aan die onprettige afloop de nodige adrenaline overgehouden en toen Martijn Sanders me vroeg een tentoonstelling over ‘Entartete Musik’ muzikaal te openen, heb ik die energie omgezet in de stichting van de Ebony Band.”
Herbers vervolgt: “De link met het derde stuk op het programma: het Nonet van de Finse componist Aarre Merikanto (1893 – 1958) ligt bij de Donaueschingen Festivals, die in de jaren 1921 tot 1930 de kraamkamer vormden van de moderne West-Europese muziek; muziek die weinige jaren later door de Nazi’s als ’Entartete Musik’ werd gebrandmerkt en die nu een van de bronnen is waaruit de Ebony Band put. Ik heb opgezocht wat op die ’Musiktage’ zoal werd gespeeld. Naast namen als Schönberg, Hindemith en Weill, kwam ik ook de naam van Aarre Merikanto tegen, de aartsvader van de moderne Finse klassieke muziek. Het Nonet uit 1925 is een zalig grommend stuk, vol dissonanten en toch welluidend. Ik dirigeer, dat scheelt een stuk in repetitietijd. Later is Merikanto verbitterd geraakt omdat zijn muziek niet werd gewaardeerd. Hij is toen water bij de wijn gaan doen en slappe aftreksels gaan schrijven, zoals de Olympische Hymn voor de Winterspelen in 1952.”
Het runnen van zo’n ensemble als de Ebony Band, voornamelijk samengesteld uit leden van het Concertgebouworkest, valt Herbers niet licht. Er wachten nog de nodige plannen op verwezenlijking. Een concert met swingende muziek uit de ‘Roaring Twenties’ van de Tsjech Schulhoff, een cd met werken van Mexicaan de Revueltas, etc, etc. Maar vijf programma’s per jaar maken trekt hij in het vervolg niet meer. OMA (ochtend/middag/avond) – lijsten samenstellen, mensen vermurwen afspraken af te zeggen, het valt niet mee. Herbers verzucht: “De tijd dat we desnoods ’s nachts bij elkaar kwamen om te studeren ligt definitief achter ons. Ik ga volgend jaar bij het Concertgebouworkest met pensioen.Waaraan ik nu vooral wil gaan werken is het archiveren en documenteren van alles wat ik inmiddels heb opgespoord. Cd’s maken, een goede website opzetten met literatuurverwijzingen, e.d., daar wil ik de nodige energie in gaan steken. Wil je zien hoe het archief er nu uitziet.” Natuurlijk wil ik dat zien. We klimmen naar de tweede verdieping van het gezellige pand in de Van Breestraat. Ik krijg het gevoel de muziektempel van Werner Herbers te betreden. Met gepaste eerbied aanschouw ik de kasten met mappen, dossiers, alles netjes geordend. Dankbaar neem ik een fraai gebonden boekwerkje in ontvangst met ‘Originallithographien’ van de schilder Otto Griebel, getekend bij de ‘Zehn Themen’ van Erwin Schulhoff, die de Ebony Band op de ingesloten cd heeft gezet.
Han van Tulder