Alfred Harrievich Schnittke (1934-1998)

Schnittke 

Alfred Harrievich Schnittke werd geboren in 1934 in de stad Engels (hoofdstad van de voormalige Wolgaduitse republiek) als zoon van een Duits-Russische moeder uit dit Wolgagebied en een Duitse vader van Joods-Russische oorsprong. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw ontwikkelde Schnittke een stijl die het etiket ‘polistilisme’ opgeplakt kreeg. In één compositie paste hij meerdere stijlen toe en verzette zich op die manier tegen de eenheidsworst van het socialistisch realisme. Hij tartte het cultuurbeleid van de sovjetbonzen door krankzinnige collages te vervaardigen van én geaccepteerde én verboden muziekstromingen.Traditionele structuren vervormde hij van tonale tot atonale karikaturen en vermengde ze met jazz, pop en elektronische muziekelementen. Het resultaat is een grillige verzameling composities, waarvan de artistieke kwaliteit tot op de dag van vandaag door menige autoriteit ter discussie wordt gesteld. Wat is echt, wat is kitsch?

 

Na het overlijden van Dmitri Sjostakovitsj in 1975 was Alfred Schnittke in de toenmalige Sovjet-Unie de meest bekende dissident in de Russische muziekwereld. Zijn eerste symfonieën werden in de ban gedaan. De verstarde Breznjev-kliek veroordeelde de lastpost tot het componeren van muziek bij zo’n zestig, dikwijls (de goede uitzonderingen daargelaten) niet te pruimen, propagandafilms. Toch weerhield dat de componist niet van het schrijven van telkens weer vriend en vijand verrassende postmoderne creaties. Schnittke had daarbij het geluk dat enkele dappere en onafhankelijke muzikanten het voor hem en zijn muziek wilden en durfden op te nemen. Gennady Rozhdestvensky dirigeerde in Gorki de eerste symfonie, de tweede later in Londen; de violisten Gidon Kremer en Mark Lubotsky en de altist Yuri Bashmet stimuleerden Schnittke tot het componeren van een hele serie soloconcerten. Ook van voordeel was Schnittkes vermogen om in de Duitse taal met de westerse wereld te  communiceren. Die taal had hij geleerd in de naoorlogse jaren, toen hij met zijn ouders (vader was aldaar gestationeerd als correspondent van een Duitstalige Russische krant) in Wenen verbleef. Hij maakte zich op die wijze muzikale technieken eigen waar collega-componisten achter het ijzeren gordijn totaal geen weet van hadden. Zo componeerde hij elektronisch, terwijl in heel Moskou de middelen daartoe nog volledig ontbraken. Zo introduceerde hij het fenomeen ‘geprepareerde piano’ in de hoogst amusante barokparodie: het Concerto Grosso nr.1, dat hij in 1977 in Leningrad presenteerde. Evenals Mahler (Des Knabenwunderhorn) koos hij vaak bekende deuntjes als uitgangspunt en transformeerde ze tot nachtmerries. Misschien wel het meest notoir is de cadens die hij voor Beethovens vioolconcert bedacht. Daarin citeert hij uit vrijwel de hele vioolconcertliteratuur, van J.S. Bach tot Alban Berg. In het conventionele Salzburg werd het werk op boegeroep onthaald. Maar Schnittke lachte in zijn vuistje. “Ik hield het deftige publiek lekker voor de mal.”

 

Schnittke speelde dus regelmatig leentjebuur bij componisten uit geheel andere tijden en geheel andere stijlen. Feitelijk verschool hij zijn eigen identiteit achter dit vreemdsoortige eclecticisme. Over de mens Schnittke en diens zielenroerselen heeft hij zich in interviews en toelichtingen op eigen werk zelden uitgelaten. Zoals gezegd: het is moeilijk uit te maken welke van zijn scheppingen als ware meesterwerken de tand des tijd zullen doorstaan. Het derde strijkkwartet en pianokwintet, composities die tijdens het ‘Schnittke kamermuziekfestival’ zullen worden uitgevoerd, gooien waarschijnlijk hoge ogen. Ook de opera ‘Live with an Idiot’, in 1992 in het Muziektheater in Amsterdam onder de muzikale leiding van Mtislav Rostropovitsj gelanceerd, is alom erkend als een verbluffend staaltje moderne theatermuziek. De lookalike van Lenin, in de titelrol van dit eigentijdse muziekdrama, heeft dissidenten en anarchisten in Rusland en vele critici in binnen- en buitenland op de pretenties van het bolsjewisme doen schaterlachen.

Interessant is de vraag of Alfred Schnittke beschouwd moet worden als een vernieuwer à la Bach, Mozart, Beethoven, Debussy en Schönberg. Biedt zijn postmoderne muziek dé entree tot onbetreden paden waarop navolgers jarenlang kunnen voortborduren? Natuurlijk is zo’n vraag, relatief kort na het ontstaan van de muziek, niet definitief te beantwoorden. Het lijkt erop dat hij een eenling is en zal blijven. Schnittke heeft in zijn polistilisme een hoogst unieke weg uit de verstarring van het serialisme gezocht. Hij heeft tijdgenoten als Kagel, Ligeti en Berio daarop attent gemaakt, maar geen navolging gevonden. Voor hem is de techniek nimmer het zwaartepunt geweest in zijn creatieve werk. Hij poogde tot het bewustzijn door te dringen van de mens in de wereld van de informatica; een wereld waarin noch historische, noch tijdeigen stijlen aan smaakgebonden grenzen onderhevig zijn..

 

In 1985 werd de componist getroffen door een beroerte. Een tweede attaque volgde in 1991, midden in de periode dat hij aan zijn opera werkte. Schnittke heeft dan al enige tijd, gebruikmakend van de bewegingsvrijheid die Gorbatsjovs ‘perestrojka’ bood, zijn vaderland voorgoed verlaten. Hij is woonachtig in Hamburg. Daar overlijdt hij, slechts 63 jaar oud, in een universiteitskliniek aan de gevolgen van een hernieuwde aanslag op zijn leven. De tijden zijn veranderd, het communisme heeft het veld moeten ruimen. De anarchist van weleer wordt op 10 augustus 1998 met een staatsbegrafenis in Moskou als een belangrijk componist erkend en geëerd.

 

Han van Tulder

This entry was posted in Artikelen. Bookmark the permalink. Both comments and trackbacks are currently closed.